Beschrijving van het Evaluatieprogramma Passend Onderwijs

Evaluatieprogramma Passend onderwijs

In augustus 2014 is de wet op passend onderwijs in werking getreden. Na een lange voorbereidingsperiode zijn nu daadwerkelijke veranderingen van start gegaan in de organisatie van onderwijs voor leerlingen die extra steun nodig hebben. Een integrale evaluatie is opgezet om beleid en praktijk van informatie te voorzien over implementatie en effecten. Die evaluatie wordt uitgevoerd door een consortium van acht onderzoeksinstituten, in opdracht van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek van NWO (Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). Die acht instituten zijn het Kohnstamm Instituut (penvoerder), ITS , KBA, Oberon, Tias Nimbas/Universteit Tilburg, Universiteit Groningen/afdeling orthopedagogiek, NCOJ/Hogeschool Windesheim en de CED-Groep.

Wat gaat er onderzocht worden?
De hoofdvraag van het onderzoek is welke impact passend onderwijs heeft op het handelen van:

  • samenwerkingsverbanden, besturen en hun samenwerkingspartners (bovenschools niveau);
  • scholen/opleidingen en leraren (school/klasniveau);
  • ouders en leerlingen/studenten (leerlingniveau).

Impact staat voor alle soorten effecten en gevolgen van de invoering van passend onderwijs. Het gaat niet alleen om eindresultaten, maar ook om stappen en gebeurtenissen in de tijd en de verklaringen hiervoor.

Verder willen we nagaan in welke mate in scholen/opleidingen en bij leraren factoren zichtbaar zijn die als gunstig beschouwd worden voor onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.  En we proberen vast te stellen in hoeverre deze factoren de ontwikkeling van leerlingen beïnvloeden.

Een belangrijk doel van de evaluatie is om inzicht te bieden in hoe passend onderwijs vorm krijgt in de praktijk (het onderwijsveld kan daarin immers veel eigen keuzes maken) en in hoeverre beleidsverwachtingen uitkomen (er zijn meervoudige doelen), of juist niet uitkomen.

In het onderzoek worden alle voor passend onderwijs relevante onderwijssectoren betrokken: po, vo, (v)so, mbo.

Hoe lang loopt die evaluatie?
De evaluatie start in 2015 en zal in principe doorlopen tot 2019. In 2017 wordt een tussenstand opgemaakt en worden beslissingen genomen over de periode 2017-2019.

Welke onderwerpen komen aan bod?
Binnen passend onderwijs zijn vele thema’s aan de orde. In het onderzoeksprogramma richten we ons in de eerste plaats op de belangrijkste beleidsthema’s:

  • werking van de zorgplicht;
  • rol en taak van samenwerkingsverbanden en mbo-instellingen;
  • realisatie van dekkend aanbod, rol van schoolondersteuningsprofielen daarbij;
  • nieuwe vormen van toewijzing van extra steun;
  • werking van ontwikkelingsperspectieven (en voor mbo-onderwijsovereenkomsten);
  • positie van ouders;
  • afstemming onderwijs-jeugdzorg-gemeenten;
  • financiering en middelenbesteding.

Verder letten we vanuit beleidsoogpunt ook op de rol van de inspectie van het onderwijs en op de samenhang met ander (onderwijs- en zorg)beleid.

Wat betreft de impact op de praktijk richten we ons op de volgende thema’s:

  • ondersteuning binnen en buiten de school
  • samenwerking met externen
  • leiderschap
  • professionalisering en leraarcompetenties
  • ouderbetrokkenheid
  • planmatig werken
  • effectieve interventies
  • faciliteiten en voorzieningen.

En tot slot kijken we nog naar enkele thema’s die verwijzen naar resultaten die passend onderwijs zou moeten behalen, zoals de omgang met thuiszitters en bureaucratie.

Deze thema’s verweven we in verschillende delen van het onderzoek, waarover hieronder meer.

Gemengde methoden
Passend onderwijs is een complex geheel en dat vraagt om een zogenaamde mixed methods aanpak: een combinatie van verschillende onderzoeksmethoden die gezamenlijk een antwoord op de onderzoeksvragen geven. Het gehele programma omvat de volgende soorten deelprojecten.

Monitorprojecten
Met de monitorprojecten, het woord zegt het al, volgen we op een aantal thema’s de ontwikkelingen in de tijd. Op de meeste van deze thema’s zijn al zogenoemde nulmetingen uitgevoerd, waarin de situatie vóór passend onderwijs in kaart is gebracht. Via vervolgmetingen gaan we na of de invoering van passend onderwijs tot veranderingen leidt. Het gaat om kwantitatieve onderzoeken, veelal via vragenlijsten, die een landelijk beeld moeten opleveren. De monitorprojecten gaan over de volgende onderwerpen:

  • toewijzing van extra ondersteuning;
  • beleid & aanbod van samenwerkingsverbanden po en vo;
  • beleid & aanbod van mbo-instellingen;
  • samenwerking met gemeenten;
  • ondersteuningsaanbod op schoolniveau;
  • oudertevredenheid;

In deze monitorprojecten komen steeds één of meer van de eerder genoemde thema’s aan bod.

Verder verzamelen we, in aanvulling op wat het ministerie van OCW op dit gebied al doet/laat doen, ook een aantal kengetallen: cijfers over voor passend onderwijs relevante onderwerpen (zoals deelname aan speciaal onderwijs; thuiszitters). Ook op dit gebied volgen we ontwikkelingen.

Integrale en thematische casestudies
Naast kwantitatieve gegevens zijn kwalitatieve gegevens nodig. Daarmee richten we ons vooral op ‘hoe’ en ‘waarom’ vragen en gaan we meer de diepte in. Dat gebeurt in de casestudies die in het programma zijn  opgenomen. We onderscheiden twee soorten casestudies:

  • Integrale casestudies: op 15 locaties (5 samenwerkingsverbanden PO, 5 samenwerkingsverbanden vo, 5 mbo-instellingen) gaan we de ontwikkelingen volgen, op de verschillende niveaus (van bovenschools tot leerlingniveau) en voor de verschillende thema’s. Kenmerkend voor deze casestudies is de longitudinale opzet (ieder jaar opnieuw worden gegevens verzameld) en de aandacht voor de samenhang: hoe werken ontwikkelingen op verschillende thema’s op elkaar in?
    De samenwerkingsverbanden po en vo zijn gespreid naar regio, omvang, financiële groei/krimp en mate van centraal dan wel decentraal beleid. De mbo-instellingen zijn gespreid naar omvang, type (ROC/AOC/Vakinstelling) en een ‘brede’ dan wel ‘smalle’  visie op passend onderwijs.
  • Thematische casestudies: dit zijn kortlopende casestudies waarin één bepaald onderwerp centraal staat. Deze onderwerpen zijn nog niet allemaal vastgelegd, de bedoeling daarvan is dat we ook nog tussentijds kunnen inspelen op belangrijke issues die zich voordoen. Twee van deze thema’s zijn al gekozen voor het schooljaar 2015-2016: de positie van het speciaal onderwijs (inclusief speciaal basisonderwijs in passend onderwijs, en de rol van de lerarenopleidingen.

School-klas-leerling
In dit deel van het onderzoek richten we ons specifiek op het schoolniveau en zijn we op zoek naar samenhangen: samenhang tussen het schoolbeleid en dat wat de leraar ervaart en doet, samenhang tussen wat de leraar doet en hoe de leerling zich ontwikkelt (cognitief en niet-cognitief). We maken hierbij onderscheid tussen leerlingen die (volgens de leraar/mentor) extra steun of aandacht behoeven en overige leerlingen. Het onderzoek wordt uitgevoerd op po- en vo-scholen en omvat vragenlijsten voor schoolleiders, leraren en leerlingen. Daarnaast willen we ook een aantal lessen observeren en die met leraren nabespreken.
Dit onderzoek voeren we twee keer uit, op dezelfde scholen, in het voorjaar van 2016 en het voorjaar van 2018. Hiermee willen we ook weer ontwikkelingen bestuderen. De keuze van de scholen is geheel willekeurig (random steekproef), dit is onder meer om zoveel mogelijk variatie in samenwerkingsverbanden te kunnen ‘vangen’ en te koppelen aan de scholen.

En dan verder nog…
Het evaluatieprogramma bevat nog enkele soorten onderzoek, met specifieke eigen vraagstellingen. Dit zijn:

  • Casuïstisch onderzoek: onderzoek waarin we (a) op het niveau van leerlingen met een complexe en/of lastig te beantwoorden ondersteuningsvraag nauwkeurig nagaan wat er met deze leerlingen binnen passend onderwijs gebeurt en of het lukt om voor hen een passend aanbod te vinden, en (b) wat de ervaringen zijn met het opstellen en hanteren van een ontwikkelingsperspectief.
  • Journalistiek onderzoek: een journalist gaat op pad om van leraren en ouders te horen hoe zij passend onderwijs ervaren.
  • Loopbaananalyses: we brengen in kaart wat tussen 2005 en 2015 de onderwijsloopbanen zijn geweest van leerlingen die in 2005 extra steun nodig hadden in het basisonderwijs. Hoe is het hen vergaan, in deze periode vóór passend onderwijs? Het is de bedoeling deze analyse later (bijvoorbeeld in 2015) te herhalen voor leerlingen die hun hele onderwijsloopbaan hebben gehad ná invoering van passend onderwijs.
  • Beleidsanalyse: aan de hand van beleidsdocumenten en berichten over passend onderwijs in de pers analyseren we welke verschuivingen in het beleid optreden, hoe daarover (publiek) gediscussieerd wordt en of er een samenhang is met overig beleid.
  • Ad hoc onderzoek: dit is onderzoek dat tussentijds wordt uitgevoerd binnen het programma en waarvoor de onderzoeksvragen worden gesteld door het Ministerie van OCW. Dit betreft momenteel onderzoek naar (scenario’s voor) verevening van de lwoo- en praktijkonderwijsmiddelen en naar de ervaringen van samenwerkingsverbanden die kiezen voor opting out wat betreft de regels voor indicering van lwoo-leerlingen.

Praktijkgericht onderzoek
Last but not least: er is ook enige ruimte in het programma om onderzoek te doen naar vragen die vanuit de praktijk gesteld worden. Die vragen kennen we nu nog niet, maar gaan we in de loop van het onderzoek ‘ophalen’. We richten ons hiervoor speciaal op de samenwerkingsverbanden en de mbo-instellingen die meedoen aan de integrale cases.

Voor meer informatie over het NRO kunt u terecht op www.nro.nl/onderzoeksprojecten/passend-onderwijs.