Doorstroom van praktijkonderwijs naar mbo

Icoon - Publicatie
doorstroom
mbo
praktijksonderwijs
pro
Open publicatiePrint publicatieDownload publicatie

Al jaren is de doorstroom van praktijkonderwijsleerlingen naar het mbo omvangrijk en constant. Hoewel in de wet het praktijkonderwijs als eindonderwijs wordt gezien, gaat bijna de helft van de pro-leerlingen naar het mbo en zijn veruit de meesten van deze doorstromers daar succesvol. Toch lijkt het bestaande wettelijk kader te schuren met de praktijk: er is onduidelijkheid over wat volgens de wet kan en mag. Dit blijkt uit onderzoek van KBA Nijmegen naar de doorstroom van praktijkonderwijs naar mbo. In het onderzoek worden twee opties voor nieuwe wettelijke inkadering besproken, elk in verschillende varianten.

Het praktijkonderwijs is in 1999 ingevoerd als aparte, zelfstandige schoolsoort voor leerlingen voor wie een diploma vmbo niet haalbaar is. Cijfers over de uitstroom van leerlingen uit het praktijkonderwijs laten zien dat 40-45 procent van de leerlingen doorstroomt naar het mbo. Deze doorstroom naar het mbo staat nu niet als doel van het praktijkonderwijs in de wet beschreven. Dit was aanleiding om een studie uit te voeren naar de doorstroom van praktijkonderwijs naar mbo.

Doorstroom omvangrijk en constant
Uit de geraadpleegde cijfers blijkt dat de doorstroom van praktijkonderwijs naar mbo al vele jaren omvangrijk is en bovendien vrij constant. Verschillende factoren, zoals situatie op de arbeidsmarkt, veranderingen in het onderwijsstelsel, regionale verschillen, verschillen tussen scholen of in leerlingenpopulaties hebben nauwelijks invloed op de hoogte van de doorstroom naar het mbo. In alle regio’s en op vrijwel alle scholen stroomt een aanzienlijk deel van de leerlingen door naar het mbo. Een ongeveer even groot deel van de leerlingen stroomt niet door naar mbo. De ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan op de arbeidsmarkt, hebben er niet toe geleid dat meer leerlingen nu wel kiezen voor het mbo. Het lijkt dan ook waarschijnlijk dat – in de huidige context – de omvang van de doorstroom niet veel verder zal stijgen. Een deel van de leerlingen in het praktijkonderwijs heeft niet het vermogen en/of de wens om verder te studeren in het mbo.

Doorstroom succesvol en van meerwaarde
Een op de vijf pro-leerlingen haalt al op de school voor praktijkonderwijs een diploma mbo-niveau 1 (entree). De meesten van hen stromen door naar mbo-niveau 2. Eenmaal op het mbo is het grootste deel van de doorstromers daar ook succesvol. Dat geldt ook voor de ongediplomeerde doorstromers die instromen op mbo-niveau 1. In vergelijking met andere groepen jongeren in een kwetsbare positie zijn leerlingen uit het praktijkonderwijs het meest succesvol in het mbo. Op termijn lukt het ruim een kwart van alle praktijkonderwijs-leerlingen een startkwalificatie te behalen.

Wettelijk kader niet scherp afgebakend
Het wettelijk kader voor het praktijkonderwijs is op een aantal terreinen niet scherp afgebakend en voor meerdere uitleg vatbaar. Zo is er in de opdracht voor het praktijkonderwijs geen sprake van doorstroom naar het mbo en mbo-diplomering, terwijl dit voor een groot deel van de leerlingen en scholen wel de praktijk is. Een ander belangrijk punt is dat het wettelijk kader voor het aanbieden van de entreeopleiding in het praktijkonderwijs leidt tot verschillende interpretaties. Over het algemeen lijkt de doorstroom van praktijkonderwijs naar mbo, ook gezien de resultaten van de praktijkonderwijs-leerlingen in het mbo, goed te functioneren. Er zijn echter verschillende signalen dat de discrepantie tussen het bestaande wettelijke kader en de huidige praktijk leidt tot onduidelijkheden en problemen rondom rechtmatigheid en verantwoordelijkheden.

Opties voor aanpassing wettelijke inkadering
Er zijn in de studie twee opties voor het wettelijke kader besproken. De eerste optie neemt de bestaande praktijk als uitgangspunt en kiest ervoor die praktijk zo min mogelijk te verstoren door verandering in het wettelijk kader. De tweede optie neemt als uitgangspunt dat het wettelijke kader moet aansluiten bij de ontstane praktijk en kiest daarom voor een – meer of minder – ingrijpende herziening van het wettelijke kader. In het onderzoek worden de voor- en nadelen van beide opties besproken.

R. Kennis, T. Eimers & S. van der Woude (2018). Doorstroom van praktijkonderwijs naar mbo: studie naar cijfers, achtergronden en wettelijk kader. KBA Nijmegen.

Dit rapport is op 7 maart 2018 meegestuurd als bijlage bij de Kamerbrief over ondersteuning minder zelfredzame jongeren in het onderwijs.